MIJN BEDRIJFSMETHODE
Ik werk met 12-raams dadantkasten en met 11-raams segebergkasten en met minipluskastjes.
EERST NADENKEN, DAN HANDELEN
Het is zaak elke ingreep in een bijenvolk goed te plannen, omdat elke ingreep de harmonie enigszins verstoort. Bij voorkeur werk ik ’s middags na 16.00 uur in de bijen of bij goede temperatuur ’s avonds.
Een jaaroverzicht
Onderstaand volgt een jaaroverzicht van ingrepen in een volk :
0.Omdat de temperatuur in december en januari erg hoog was heb ik pas eind januari mijn volken behandeld met oxaalzuur( 2014).Dit jaar heb ik ze vlak voor de kerst kunnen behandelen. Ik pas de druppelmethode toe.
1.Begin maart wanneer de wilg bloeit controleer ik de voedselreserve.
Elk volk moet op dat ogenblik over 7 tot 8 kg voer beschikken.Afgelopen jaar hebben de mini,s gemiddeld 7 kilogram verbruikt.
Ik zorg tijdens de ingreep dat het volk zo weinig mogelijk warmte verliest en til ze dikwijls alleen even op.Ik heb de bodems van de mini’s verwisseld en ook van de meeste grote kasten
Ik verwijder de muizenroosterjes.
2. Eind maart, begin april, wanneer de temperatuur tussen de 15*C en de 18*C ligt worden de bijenvolken aan een grondige inspectie onderworpen. Is het volk moergoed ? Om dit te controleren neem ik uit het midden van het broednest een broedraam en kijk of er broed aanwezig is in alle stadia en of dit een uniform beeld oplevert.
Als dit zo is dan is alles in orde en sluit ik de kast onmiddellijk om geen extra verstoring en warmte verlies te hebben.
Bovenstaand( fig.1 een dadantkast met sluitraam)
3.Half april bij goed weer en een temperatuur boven de 18 graden Celsius volgt de tweede inspectie. Zwakke volken verenig ik. Er moeten nu nog ongeveer 4 tot 5 broedkamer ramen met voedsel aanwezig zijn. Ik tel het aantal ramen met broed en noteer dit! Bovendien plaats ik naast het broednest een raam met kunstraat. ( vaak half kunstraat/halfopen)
Ik leg een rooster en plaats een honingkamer met uitgewerkte ramen en enkele met kunstraat. Omstreeks deze tijd bloeit hier de kers.
Let wel! 10 honingkamerramen i.p.v. 12 in de dadantkasten.
Ik zorg ervoor dat in de onderste broedbak een darrenraam zit. Ik laat het broednest in de oorspronkelijke vorm. Rond half april begin ik met de darrenteelt voor de broedafleggers die ik straks ga maken op het koolzaad. ( ongeveer half mei) en eind mei.
In de honingbakken (van de segeberg kasten )kan men links en rechts elk drie uitgebouwde ramen hangen en in het midden 5 ramen met kunstraat. Laat de bijen weer twee weken met rust en verstoor het broednest niet.
4.In deze periode reis ik meestal met een aantal productievolken naar het koolzaad. Twee weken na het plaatsen van de honingkamers zijn deze meer of minder sterk bezet.
Ik kijk na twee weken koolzaad in de honingkamers en verdeel de volken in drie groepen in:
Sterke volken bezetten de hele honingkamer en hebben de meeste kunstraat ramen( 5) uitgebouwd. Er zit al rijkelijk veel nectar in en ze beginnen al te verzegelen. Ik zet de honingkamers even opzij om door middel van de kiepmethode de volken te controleren of ze al in zwermstemming zijn.
Zwakke volken bezetten de honingkamer nauwelijks of helemaal nog niet. De kunstraat ramen zijn nog niet uitgebouwd. Er is nog nauwelijks nectar aanwezig.
Doorsnee volken hebben de honingkamer bezet, een paar kunstraat ramen zijn uitgebouwd en er wordt al een beetje nectar binnen gebracht
Vind ik wel belegde of gesloten doppen(zwermcellen), dan moeten alle ramen een voor een grondig onderzocht worden en alle zwermcellen moeten worden verwijderd.
De honingkamer wordt in zijn geheel, met bijen en al aan een zwak volk gegeven en de honingkamer van het zwakke volk komt op het sterke volk. Deze correctie zorgt ervoor dat de sterke volken niet in zwermstemming komen.
De doorsnee volken laat ik zo.
Alle volken zijn nu min of meer even sterk!
Deze werkwijze pas ik gedurende het hele drachtseizoen toe.
Volken die nog te zwak zijn om een honingkamer te krijgen, k versterk ik met een raam broed. Hierdoor zullen ze zich in drie weken tijd, volledig herpakken. Achteraf moeten ze een nieuwe koningin hebben.
Het ‘gelijkmaken’ maakt het ook mogelijk om de interventies op een stand te harmoniseren: de uitwisseling van de haalbijen die hiermee verwezenlijkt wordt, verzekert een betere transmissie van de informatie betreffende de drachtvelden tussen de volken. Tijdens de dracht, geef ik een tweede honingkamer die voor een groot deel kunstraat bevat behalve de twee kantramen . Deze tweede honingkamer komt bovenop de eerste en niet tussen de broedbak en de eerste honingkamer. Dat biedt volgende voordelen:
-het volk ondervindt haast geen storing van de ingreep;
-de bijen bezetten de tweede honingkamer pas als dat nodig is;
-de zwermneiging vermindert;
-de kunstraat wordt correct uitgebouwd;
-de opgeslagen honing wordt niet vochtig omdat er te weinig bijen zijn om de raat te bezetten (wat bij koud weer onvermijdelijk gebeurt als de tweede honingkamer geplaatst wordt tussen de broedbak en de eerste honingkamer);
Ik wend deze interventie ook aan om de broedkamer uit te breiden met een raam met kunstraat. Ik verwijder het sluitraam of verplaats deze opzij bij de dadantkasten.
5.De honing oogsten. Ik plaats onder de twee honingkamers een lege broed-/of honingkamer kamer met daarop een bijenuitlaat . Om de laatste bijen uit de honingkamers te verwijderen, kun je de bladblazer gebruiken.
Na het slingeren plaats ik de honingkamers terug voor de zomerdracht.